Ik kan mij die eerste wandeling vanaf de werkschuur naar het uitkijkpunt nog herinneren. Ron vertelde wat alle belangrijke zaken om op te letten. Niet alleen de uitvoering van de aannemer, maar ook hoe je zelf niet in een veenkuil terecht komt. Ik moet zeggen dat dit alles een ver van mijn bed show leek. Verdroogde veenplassen en de roep van de natuur om water was duidelijk zichtbaar. Mijn collega’s en de boswachters bleven zeggen dat het een verraderlijk gebied was, goed voor een nat pak, maar bij ruim 30 graden door het veld struinend leek alles prima toegankelijk en uitvoerbaar.
De seizoenen gingen voort en zo kwam de regen. Ineens snapte ik alle waarschuwingen. En de natuur toonde zijn ware gezicht. Wat eerst goed beloopbaar en bewerkbaar was, werd een verraderlijke bruine soep. In die tijd had ik een Friese stagiair bij die olijk riep “ ‘t ken net…!” Steevast was mijn vraag of hij Fries (it kin net) of Hollands sprak. Ook het volgen van de sporen van een moeraskraan is niet handig, ik spring niet zo ver over een sloot als hij kan overbruggen met zijn tracks.
In mijn foto’s zie je de tegenstellingen van de seizoenen. Het voelt nuttig om toezicht te houden en een schakel te vormen tussen de aannemer en de opdrachtgever. En nu… kijk ik er naar uit om hier over een half jaar weer aan de slag te gaan!